Veiligheidsregels

Baan- en veiligheidsreglement

Voor uw en onze veiligheid, is er een reglement opgesteld waaraan iedere schutter zich dient te houden. Het is van belang dat alle leden van onze vereniging zich bewust zijn van deze veiligheidsregels en van de procedures die daarop van toepassing zijn. Een Veiligheidsreglement is derhalve onmisbaar.

The range safety rules are also available in English.

  1. Behandel ieder wapen alsof het geladen is. Dit is de gulden regel!
  2. Iedere schutter is verplicht vooraf kennis te nemen van de van toepassing zijnde voorschriften en zich aan de daarin gestelde regels onverkort te houden.
  3. Iedere schutter dient zich bij het betreden van de schietbaan te melden bij de baancommandant en in te schrijven in het registratiesysteem.
  4. Er mag niet geschoten worden als er geen baancommandant is.
  5. Er mag niet geschoten worden als de rode waarschuwingslichten aan zijn.
  6. Ter voorkoming van schade aan de inrichting is “snelvuur” verboden. Als “snelvuur” wordt aangemerkt een serie van 2 of meer schoten, waarbij de tijdsinterval tussen 2 opeenvolgende schoten minder dan 2 seconden bedraagt. Een uitzondering hierop zijn de trainingen en wedstrijden Service Pistol die door de vereniging worden georganiseerd.
  7. Indien nodig wijst de baancommandant de schietpunten toe op volgorde van binnenkomst.
  8. Tijdens de trainingen mag iedere schutter 45 minuten schieten. Bij voldoende beschikbare schietpunten kan deze tijd door de baancommandant worden verlengd.
  9. Elke aanwijzing van de baancommandant of het bestuur dient direct te worden opgevolgd. Discussie op het schietpunt is niet toegestaan en kan desgewenst achteraf in de kantine plaatsvinden.
  10. Groot kaliber geweer mag uitsluitend geschoten worden op baanvak B.
  11. Bij het schieten met een semi-automatisch wapen dient u aan de uitwerpkant een tussenschot te plaatsen indien zich daar een schietpunt bevindt.
  12. Bij het commando “VAST VUREN” of “STOP VUREN” dienen alle schutters zo snel mogelijk het vuren te staken en het wapen te ontladen. Dit commando wordt ondersteund door de rode waarschuwingslichten. Bij “vast vuren” dienen de volgende stappen genomen te worden:
    • Stop zo snel mogelijk met schieten
    • Ontlaad het wapen volgens de “veilig ontladen” procedure
    • Leg het wapen geopend en met de loop in een veilige richting neer op de schietstand
    • Doe twee stappen naar achteren
    • Wacht op verdere instructies
  13. Bij het commando “STOP STOP STOP” dienen alle schutters onmiddellijk het vuren te staken. Dit noodcommando mag iedere schutter geven wanneer er een potentiële gevaarzetting is.
    • Stop onmiddellijk met schieten
    • Leg het wapen met de loop in een veilige richting neer op de schietstand
    • Doe twee stappen naar achteren
    • Wacht op verdere instructies
  14. Pas nadat de baancommandant het vuren weer heeft vrijgegeven én de rode waarschuwingslichten zijn gedoofd, mogen de schutters weer laden en het vuren hervatten.
  15. Een schutter mag zich nimmer met een geweer of een ander wapen met een gesloten grendel of sluitstuk van het schietpunt verwijderen.
  16. Het is verboden op iemand aan te leggen, zelfs met een wapen waarvan men zich persoonlijk heeft overtuigd dat deze ongeladen is.
  17. Het is eveneens verboden enig wapen anders dan in de richting van de kogelvanger, om welke reden dan ook, op de schietbaan in aanslag te hanteren.
  18. Men mag nimmer enig wapen ter hand nemen dat hem niet persoonlijk toebehoort zonder toestemming van de eigenaar of beheerder van het wapen.
  19. Het is eenieder verboden zich te bevinden binnen de persoonlijke ruimte van een schutters, tenzij met toestemming van de baancommandant of trainer.
  20. Wapens dienen altijd in een veilige richting van- en naar de schietstand verplaatst te worden. Dit betekent bij geweren met de loop naar het plafond gericht, pistolen en revolvers aan de kolf met de loop omlaag. In beide gevallen dient de vinger zichtbaar verwijderd te zijn van de trekker.
  21. Tijdens het vervoer van het wapen van- en naar de schietstand, dienen vuurwapens dienen voorzien te zijn van een kamervlag en luchtwapens voorzien te zijn van een of kamervlag of lint dat aan beide uiteinden van de loop duidelijk zichtbaar uitsteekt. Bij zijspan geweren dient tevens de spanhendel uit de slotstand te staan.
  22. De schutter mag tijdens het schieten niet worden gestoord, behalve door de baancommandant of het bestuur.
  23. Indien een schutter gereed is, moet de schutter het wapen ontladen alvorens het achter de schietstand te brengen.
  24. De schutter dient het schietpunt ordelijk achter te laten. M.a.w. de hulzen, kaarten en de kaarthouder zijn opgeruimd.
  25. Bij constatering van een storing of defect aan verenigingswapens, de schietstand of het baantransport, dient de schutter de dienstdoende baancommandant te verwittigen.
  26. Het niet naleven van de voorschriften of het negeren van de aanwijzingen van de baancommandant of het bestuur, kan tot verwijdering van de schietbaan leiden.

 

V1.6/14-12-2016

OK

Wij gebruiken cookies om het gebruik van de website te analyseren en het gebruiksgemak te verbeteren.
Klik op "OK" om het gebruik van cookies te accepteren.